Diersoorten in Nederland laten voorzichtig herstel zien
29 oktober 2015
Diersoorten in Nederland laten voorzichtig herstel zien
Dat staat in het eerste Living Planet Report – Natuur in Nederland van het Wereld Natuur Fonds (WNF). Het rapport schetst het meest uitgebreide beeld van trends in dierpopulaties in Nederland tot nu toe. Daarmee vormt het een goede graadmeter voor de staat van de natuur. De studie is uitgevoerd samen met de duizenden vrijwilligers van soortenorgani-saties Anemoon, EIS, Ravon, Sovon, deVlinderstichting en de Zoogdiervereniging en met Naturalis Biodiversity Center. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft de berekeningen uitgevoerd en de resultaten zijn opgenomen in het Compendium voor de Leefomgeving, de officiële website met feiten en cijfers over natuur en milieu in Nederland.
Kwetsbaar herstel
Het opvallende natuurherstel is hoopgevend, maar gering en kwetsbaar. Zo komt de gemiddelde toename van dieren in Nederland grotendeels voor rekening van de sterke opleving in rivieren en drassige gebieden. Soorten als libellen, moerasvogels en de otter profiteren van schoner water en natuurherstel. Op land blijft de situatie daarentegen zorgelijk. Dat is vooral te wijten aan de
intensieve landbouw. In agrarische gebieden lijden dieren onder zware bemesting, pesticiden-gebruik en het droogmalen en maaien van weilanden. Bekende slachtoffers zijn weidevogels, zoals de grutto, de tureluur en de scholekster. Ook andere boerenlandvogels, zoals de veldleeuwerik, gaan hard achteruit.
Verder groeien duinen en heidevelden dicht met gras en struiken door stikstofuitstoot van de intensieve veehouderij. Vogels, vlinders en reptielen die open gebied nodig hebben zijn daarvan de dupe. Daarnaast zijn hun leefgebieden vaak te klein en te versnipperd. In de bossen blijven aantallen dieren gemiddeld gelijk. In zee gaat het pas de laatste jaren iets beter. Dat komt onder meer door Europese visquota, waardoor commerciële vissoorten als schol en haring zijn toegenomen.
Industrialisering
De lichte toename van dieren staat niet in verhouding tot het grote natuurverlies in de vorige eeuw. Het Living Planet Report schetst de trend sinds 1990, omdat vanaf dat jaar voldoende gegevens beschikbaar zijn. Daardoor blijft echter buiten beschouwing dat de meeste biodiversiteit al veel eerder was verdwenen door modernisering en industrialisering. In natuurboeken van rond 1900 beschrijven auteurs bijvoorbeeld nog heidevelden vol korhoenders en bloemrijke, natte weilanden met wolken vlinders, kemphanen en boomkikkers. In rivieren zagen zij zalmen en steuren en in de Noordzee bestonden uitgestrekte oesterbanken die veel andere dieren aantrokken.
Na de scherpe daling sinds begin vorig eeuw laten diersoorten nu voor het eerst tekenen van herstel zien. “Nederland kan aan de vooravond staan van historisch natuurherstel”, aldus WNF-directeur Johan van de Gronden. “Dit rapport geeft ons daarvoor de handvatten. Vooral als we de uiterst schadelijke intensieve landbouw kunnen kantelen naar een milieusparende variant kan het prille herstel zich vol doorzetten. En wat een beloning ligt er in het verschiet: voor het eerst in generaties hebben onze kinderen de kans op te groeien in een land met een rijkere natuur dan wij ons kunnen herinneren!”
Natuurbescherming werkt
De voorzichtige toename van dieren laat zien dat gerichte natuurbescherming werkt. Sinds begin jaren negentig is de natuur beter beschermd en de milieudruk verminderd dankzij Europese regelgeving en gericht natuurbeschermingsbeleid. WNF, de soortenorganisaties en Naturalis pleiten voor het vasthouden aan deze strenge en heldere wetgeving en het belang van onderzoek en kennisverspreiding over biodiversiteit in Nederland. Kennis en wetgeving vormen de basis voor bescherming van de natuur. Verder is een fundamentele keuze nodig voor een duurzame landbouw die voldoende voedsel produceert, boeren een goed inkomen biedt én de biodiversiteit niet schaadt. Tot slot blijft volgens WNF actief ingrijpen nodig om de natuur in Nederland te herstellen.
TOELICHTING PER LEEFGEBIED
Dierpopulaties zoogdieren, broedvogels, reptielen, amfibieën, vissen, libellen en vlinders in Nederland zijn sinds 1990 met gemiddeld 15 procent toegenomen, blijkt uit het Living Planet Report – Natuur in Nederland. De trends verschillen echter sterk per leefgebied.
Agrarisch landschap
Op het platteland zijn dierpopulaties sinds 1990 met 40 procent gedaald. Dat is vooral toe te schrijven aan de grootschalige en intensieve landbouw. Zware bemesting en pesticidengebruik, het voortdurend maaien van de monotone weilanden, stikstof uit de veehouderij en het droogmalen van polders zijn funest voor vogels en vlinders. Weilanden met diverse plantsoorten en natuurlijke plekken voor dieren om nesten te bouwen en te schuilen zijn schaars. De vogelstand in het agrarisch landschap is sinds 1960 al met ruwweg tweederde afgenomen. Weidevogels als de grutto, de tureluur en de scholekster hebben het erg zwaar. Boerenlandvogels, zoals de veldleeuwerik, vinden te weinig voedsel door rijkelijk gebruik van bestrijdingsmiddelen. Vlinders komen op het platteland alleen nog voor in kleine versnipperde randen van weilanden, erven, bermen en op dijken. De das en hamster doen het wel iets beter, maar alleen dankzij gerichte bescherming. De haas is stabiel gebleven.
Natuurgebieden
In open natuurgebieden, zoals heide en duinen, zijn populaties diersoorten sinds 1990 met gemiddeld 50 procent gedaald. Ook hier is de intensieve landbouw een belangrijke oorzaak. Door vermesting en verzuring groeien heidevelden en duinen dicht met grassen en struiken. Vogels en vlinders die afhankelijk zijn van het open landschap verdwijnen. Zo is de heivlinder sinds 1990 sterk achteruitgegaan. Vogelsoorten als de tapuit en wulp nemen af, terwijl struikvogels als de grasmus en denachtegaal iets toenemen. Ook reptielen verdwijnen in heidevelden en duinen die dichtgroeien, omdat ze geen plek kunnen vinden om te zonnen. Versnippering van hun leefgebied vormt een extra bedreiging. In het bos is de situatie gemiddeld stabiel, hoewel de trend verschilt per diersoort. Zo doen vleermuizen in bomen het opvallend goed. Roofvogels, als de buizerd en de havik. nemen toe in laag Nederland. Maar vogels in naaldbos, zoals de kuifmees en zwarte mees doen het slechter doordat hun leefgebied wordt vervangen door loofbos.
Stad en dorp
Hoewel de aandacht voor stadsnatuur toeneemt, profiteren broedvogels en dagvlinders daar nog niet van. Die populaties zijn de afgelopen twintig jaar met gemiddeld 30 procent afgenomen. Toch is het beeld niet over de hele linie hetzelfde. De huismus en de spreeuw doen het slecht, maar watervogels doen het beter. En hoewel dagvlinders afnemen, kan dat worden voorkomen als het groen ecologisch wordt beheerd. Ook de aanleg van meer groen in tuinen en gevarieerdere planten in steden en dorpen kunnen diersoorten in de bebouwde omgeving enorm helpen.
Zoet water
Na ruim een eeuw van natuurverlies treedt sinds 1990 opvallend herstel op van diersoorten in rivieren, meren en moerasachtige gebieden. Diersoorten in zoet water zijn gemiddeld met ruim 40 procent toegenomen, dankzij wetgeving tegen vervuiling en herstel van drassige gebieden. Libellen floreren weer in Nederland. En ook soorten als de bittervoorn, de purperreiger en de opnieuw geïntroduceerde otter profiteren van schoner water. Amfibiëen deden het jarenlang erg goed, maar nemen sinds 2008 af. Dit komt voornamelijk door de vuursalamander die vrijwel uit Nederland is verdwenen. Ook voor zoet water geldt dat het natuurverlies vóór 1990 veel groter is geweest dan de opleving van de afgelopen 25 jaar.
Noordzee
In de Noordzee is vorige eeuw zeer veel natuur verloren gegaan, onder meer door
vervuiling, overbevissing en visserij met zware netten die de bodem vernielen. Zo zijn schelpdierbanken vrijwel verdwenen, terwijl die ooit eenvijfde van de bodem besloegen en veel leven aantrokken. Uit metingen sinds 1990 blijkt dat het de afgelopen 25 jaar weer iets beter gaat met de Noordzee. Populaties vissen en zeezoogdieren zijn gemiddeld 25 procent toegenomen. De natuurwinst is onder meer te danken aan Europese visquota. Commerciële visbestanden, zoals haring en schol, zijn gegroeid. Zeehonden en bruinvissen herstellen door bescherming, schoner water en minder visserij. Maar het herstel staat niet in verhouding tot het eerdere verlies.
Daarnaast herstellen populaties bedreigde roggen, haaien en kabeljauwen bijvoorbeeld nog niet. En soorten die vóór 1990 uit de Noordzee verdwenen, zoals de blauwvintonijn, zijn niet gemeten in het Living Planet Report. Om de natuur in de Noordzee te herstellen is ook actief ingrijpen noodzakelijk. Zo kunnen schelpdierbanken worden hersteld en ligt er –net als op land – een kans om een netwerk van beschermde natuurgebieden te creëren.
Bron: WNF